Anne

Anne

Mijn naam is Anne Schoonbrood. Ik ben geboren en getogen in Zuid-Limburg. Ik heb geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit Maastricht. Tijdens mijn keuzecoschappen is mijn interesse ontstaan voor de oudere patiënt.

Lees meer
Jeroen

Jeroen

Made in Maastricht: ik ben huisarts en Justitieel Geneeskundige ('gevangenisarts'), ik hou van onderwijs geven aan studenten en aios, maar ik ben zelf ook lifelong learning en volgde recent een nieuwe NHG Kaderopleiding, dit keer over diabetes!

Lees meer
Charlotte

Charlotte

Ik ben geboren en getogen in regio Eindhoven. Ik heb geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit Maastricht. Vanuit de opleiding heb ik initieel mijn focus gelegd op de orthopedische chirurgie omdat ik gefascineerd was door de anatomie en biomechanica van het menselijk lichaam.

Lees meer

Publicaties

Vertrouw op uw stethoscoop

Zeg nee tegen CRP (bij kinderen)De CRP sneltest heeft een snelle opmars gemaakt in vrijwel elke praktijk en huisartsenpost. De keerzijde van toegang tot diagnostiek is echter dat een diagnostische test dan ook wel eens wordt ingezet terwijl daar (nog) geen bewijs voor is. Vooralsnog is er geen wetenschappelijk bewijs dat het inzetten van de CRP sneltest bij kinderen enig effect heeft op antibioticavoorschriften. En zeg eens eerlijk, prikt u niet stiekem af en toe ook bij kinderen? Na de studie van Marieke Lemiengre en Maastrichts voormalig hoogleraar Frank Buntinx mag u dat definitief gaan laten. Want zij evalueerden in een fraaie trial met vier groepen zowel het effect van het inzetten van de CRP sneltest bij kinderen met niet-ernstige infecties, alsook het effect van een korte communicatieve interventie met 3 vragen voor de ouders: ’Maakt u zich zorgen? Waarover maakt u zich zorgen? En waarom maakt u zich hierover zorgen?’. Praktijken maakten gebruik van beide interventies, een van beiden, of geen enkele interventie. Van de 2227 geïncludeerde kinderen kreeg circa 26% een antibioticum voorgeschreven. De CRP sneltest had geen enkel effect op het voorschrijfpercentage. Paradoxaal ging het voorschrijfpercentage in de groep huisartsen die de 3 vragen stelden omhoog (met een odds ratio van 2). Vragen naar zorgen wordt dus mogelijk door ons toegedekt met een voorschrift, terwijl het doel van de auteurs was om juist een vangnet aan ouders te bieden. Wat mij betreft mag uw eigen vangnet na het lezen van dit stukje vooral zijn dat u de CRP sneltest niet moet inzetten bij kinderen. Het komend jaar volgen de resultaten van een Utrechts-Maastrichtse trial naar de sneltest bij hoestende kinderen.Crepitatie, rhonchi of piepen: lost in translationDe stethoscoop blijft het (status)symbool van de meeste dokters, en toch denken we allemaal wel eens aan het avondeten als we de thorax ausculteren, zeker als de anamnese al voldoende richting gaf aan de differentiaal diagnose. Heeft u wel eens de proef op de som genomen met uw collega, aios of coassistent, door beiden een patiënt te ausculteren en onafhankelijk van elkaar de gehoorde longgeluiden te beschrijven? Ik durf u te voorspellen dat de gebruikte en beschreven termen zullen verschillen. Noren houden wel van innovatieve diagnostiek en zij betrokken mij in een studie waarbij ze ausculatiegeluiden opnamen met een speciale microfoon in de stethoscoop. Ze legden deze geluiden blind voor aan 28 dokters uit 7 landen, waaronder 4 huisartsen uit het Op1Lijn gebied. Deze artsen beschreven vervolgens de ausculatiegeluiden van 20 patiënten met bij elke patiënt steeds 6 opnames, overeenkomend met de posities waar je je stethoscoop neerzet. We waren benieuwd naar de inter-observer overeenkomst en die bleek voor crepitaties en piepen redelijk goed (0,86) met een kappa van 0,49. De Nederlandse deelnemers deden het erg goed vergeleken met de expert groep. Verder viel vooral op dat de deelnemende (Noorse) longartsen veel lager scoorden. Heb dus vertrouwen in uw stethoscoop! De digitale opname van de longgeluiden geeft denk ik zeer fraaie mogelijkheden voor onderwijsmomenten en bij het bespreken van patiënten met auscultatieve afwijkingen.Shared-decision praktijkondersteuningHet nadeel van fraaie concepten in de gezondheidszorg is dat de term vervolgens ook veel gebruikt en regelmatig misbruikt wordt. Ik zie aios de term shared decision making noteren in dossiers en op momenten waar op geen enkele manier sprake is van shared decision making. Juist in situaties waar er een beperkt aantal preferentiegevoelige opties zijn voor de patiënt, heeft het een grote meerwaarde. Vooralsnog werden de meeste studies naar shared decision making (SDM) in curatieve settings uitgevoerd. Promovendus Stephanie Lenzen ging samen met huisarts Loes van Bokhoven en hoogleraren Trudy van der Weyden en Sandra Beurskens op onderzoek uit naar SDM bij onze praktijkondersteuners. In een procesevaluatie gebruikten ze vragenlijsten en interviews om te evalueren, hoe de ervaringen en attitudes van praktijkondersteuners waren ten opzichte van SDM. Voor degenen onder ons die de praktijkondersteuner coachen en geen fan zijn van de ‘protocollitis’ die in vele spreekkamers (noodgedwongen) heerst, is het artikel een aanrader. Het blijkt dat de praktijkondersteuners enthousiast zijn, maar het nog lastig vinden om naar een meer coachende rol te gaan. Ook kunnen ze SDM nog lastig kunnen integreren in de meer geprotocolleerde, biomedisch gerichte consulten die ze gewend zijn. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd, en ik hoop dat het kan bijdragen aan minder protocol-gericht en meer patiëntgericht werk door de praktijkondersteuners.Eindhoven de gekste (en beste)Luc Gidding ontwikkelde samen met de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven de PsyScan, een online tool die de huisarts en patiënt ondersteunt om bij patiënten met psychische klachten een goed behandeltraject te kiezen. PsyScan is een schoolvoorbeeld van een interventie die werd ontwikkeld met het werkveld, en daarom is de gerandomiseerde interventiestudie, die ze bij de SGE uitvoerden, meer dan het lezen waard. In totaal 176 patiënten ondergingen de PsyScan (met de 4DKL en een distress score) om beter te differentiëren tussen depressie, angst, stress of somatisatie, terwijl 160 patiënten met psychische klachten het normale zorg traject volgden.De patiënten die de PsyScan invulden, hadden na 1 jaar minder gerapporteerde klachten (bij 60% was sprake van succesvolle behandeling vs. 32% in de normale zorg groep), een betere kwaliteit van leven en dit alles ging niet gepaard met hogere kosten. Een mogelijke verklaring voor dit grote effect is dat door de snelle en efficiënte diagnostiek op het toppunt van de klachten – want dan presenteren de meeste patiënten zich toch in onze spreekkamers – meteen een goed vervolgplan konden maken. Al met al een trial met zeer positieve uitkomsten voor zowel patiënt als huisarts. De gekozen bottom-up benadering van de SGE met de vakgroep verdient alle lof, en ongetwijfeld een vervolg.Betere begeleiding coassistenten door extra reflectieCoassistenten begeleiden geeft telkens weer een prettige twist aan je spreekuren. Althans, dat ervaar ik zo, maar mijn lijst aan coassistenten is nog niet lang. Nu proberen we de coassistent altijd te stimuleren tot het maken van leerdoelen, liefst SMART en in ePass, maar hoe stellen wezelf eigenlijk doelen als begeleider? Marion van Lierop en Laury de Jonge onderzochten welke componenten gewaardeerd en effectief kunnen zijn om zelf als begeleider ook SMART verder te komen. Ze vroegen 20 ervaren begeleiders van coassistenten (overigens wel veel mannen van middelbare leeftijd, want maar liefst 95% was man en 55% was ouder dan 50 jaar) om een zelfevaluatie in te vullen, en de huisartsen kregen ook de evaluaties die studenten invulden over de ervaren begeleiding. Tien huisartsen namen aanvullend deel aan een 1,5 uur durende sessie met collega opleiders en een supervisor van de opleiding. Op basis van deze twee of drie componenten mochten de huisartsen hun plannen formuleren voor de begeleiding van volgende coassistenten. Ofschoon alle componenten door de begeleiders werden gewaardeerd, maakten de huisartsen die alle componenten hadden gedaan, dus inclusief de aanvullende intervisie, concretere en betere plannen om het klinisch onderwijs te verbeteren. Kortom, intervisie werkt, ook als het gaat om de huisarts als begeleider en docent.ReferentiesReducing inappropriate antibiotic prescribing for children in primary care: a cluster randomised controlled trial of two interventions.Lemiengre MB, Verbakel JY, Colman R, De Burghgraeve T, Buntinx F, Aertgeerts B, De Baets F, De Sutter A.In: Br J Gen Pract. 2018 Mar;68(668):e204-e210. doi: 10.3399/bjgp18X695033. Epub 2018 Feb 12.International perception of lung sounds: a comparison of classification across some European borders.Aviles-Solis JC, Vanbelle S, Halvorsen PA, Francis N, Cals JWL, Andreeva EA, Marques A, Piirilä P, Pasterkamp H, Melbye H.In: BMJ Open Respir Res. 2017 Dec 18;4(1):e000250. doi: 10.1136/bmjresp-2017-000250. eCollection 2017.What makes it so difficult for nurses to coach patients in shared decision making? A process evaluation.Lenzen SA, Daniëls R, van Bokhoven MA, van der Weijden T, Beurskens A.In: Int J Nurs Stud. 2017 Dec 16;80:1-11. doi: 10.1016/j.ijnurstu.2017.12.005. [Epub ahead of print]PsyScan e-tool to support diagnosis and management of psychological problems in general practice: a randomised controlled trial.Gidding LG, Spigt M, Winkens B, Herijgers O, Dinant GJ.In: Br J Gen Pract. 2018 Jan;68(666):e18-e27. doi: 10.3399/bjgp17X694109. Epub 2017 Dec 18.Peer group reflection on student ratings stimulates clinical teachers to generate plans to improve their teaching.van Lierop M, de Jonge L, Metsemakers J, Dolmans D.in: Med Teach. 2017 Nov 28:1-8. doi: 10.1080/0142159X.2017.1406903. [Epub ahead of print]Door: Door Jochen Cals, huisarts in Sittard en universitair docent vakgroep huisartsgeneeskunde

Lees meer

Snelle testen

Pulmocheck: passend transmuraal zorgpad voor kinderen met mogelijk astmaDit keer schrijf ik de Bruikbare Wetenschap een keer vanaf locatie. Ik ben op het jaarlijkse Wenckebach symposium waar huisartsen uit de regio Parkstad samen met specialisten van het Zuyderland ziekenhuis nascholen. Heel praktisch, goede interactie en boordevol bruikbare wetenschap is mijn indruk. Een uitstekende formule die niet voor niets al jaren wordt gehouden. Eén van de sessies gaat over de Pulmocheck. In het Journal of Asthma beschrijven Jean Muris en zijn team de resultaten die dit zorgpad in de jaren 2011-2013 hebben opgeleverd. Het idee is eenvoudig en interdisciplinair: huisartsen kunnen kinderen met astma-achtige symptomen naar de kindergeneeskunde verwijzen waar zij een 1-daagse check-up krijgen inclusief diagnostiek. De kinder(long)arts geeft daarop een eventuele diagnose en behandeladvies aan de huisarts. Het zorgpad bestaat momenteel in de regio Westelijke Mijnstreek onder auspiciën van MCC Omnes. Huisartsen verwezen 121 kinderen in deze periode voor de Pulmocheck. Uiteindelijk kreeg 59,5% van deze kinderen een nieuwe astma diagnose. En wellicht nog belangrijker: bij de andere kinderen kon de diagnose worden verworpen. Deel van deze kinderen gebruikten al medicatie, en deze kon worden stopgezet. Sowieso was het opvallend dat de kinderarts bij 91% van de kinderen een gericht behandeladvies kon geven aan de huisarts, aanvullend aan de reeds ingezette therapie. Dit betrof overigens zowel farmacologisch als non-farmacologisch advies. In het kader van de hippe term anderhalvelijnszorg: in 81% van de verwezen kinderen kon een formele verwijzing naar de kinderarts worden vermeden.Pijn op de borstDe brede DD bij pijn van de borstkas kent elke lezer, en de uitdaging die dit kan geven bij diagnostiek en verwijzen ook. WESP-studenten Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef gingen onder begeleiding van kaderhuisarts hart- en vaatziekten Robert Willemsen op zoek naar de workload die dit teweeg brengt in de dagelijkse praktijk. Ze vroegen 118 Belgische en Nederlandse huisartsen om gedurende 2 weken bij te houden hoeveel patiëntencontacten ze hadden en daarbij mochten de contacten met pijn op de borst uitvoerig worden uitgewerkt. Zo vonden ze uit, dat deze vlijtige dokters maar liefst 23.000 contacten hadden, waarvan uiteindelijk 281 contacten (1,26%) voor pijn op de borst waren. Uiteindelijk verwezen ze 40,2% van deze groep naar de tweedelijn, vaak met de diagnose acuut coronair syndroom in het achterhoofd. De Belgische dokters deden dat overigens wat vaker dan de Nederlandse collegae. Uiteindelijk bleek slechts 8,4% van de patiënten met pijn op de borst (22 van de 263 patiënten waarbij de definitieve diagnose bekend was) een levensbedreigende diagnose te hebben, waaronder 1 longembolie en 21 patiënten met een acuut coronair syndroom). Zo bevestigt dit onderzoek dat circa 1 procent van de contacten die we wekelijks hebben (consult, visite of telefoon) voor pijn op de borst is. Het verwijspercentage ligt met 40% relatief hoog, maar dat is gezien de mogelijk duistere diagnoses niet vreemd. Slechts de minderheid (8%) heeft een van die diagnoses. Vooralsnog hebben we de specialist vaak nodig om veilig uit te sluiten.Snelle testen bij borstkasklachtenMaar het wordt al jaren geroepen: er komen sneltesten die huisartsen kunnen ondersteunen bij patiënten met klachten van de borstkas (pijn op de borst en dyspnoe). Juist in situaties, waar die duistere diagnoses zoals infarcten en embolieën op de loer liggen. Ze zijn weliswaar zeldzaam, maar vaak in vermomming en dus lastig, zoals we ook aan het verwijspercentage hierboven zien. Promovendus Angel Schols onderzocht in een systematisch literatuuronderzoek welke ‘point of care’ testen voor cardiopulmonaire klachten in de huisartsenpraktijk geëvalueerd zijn, en dan specifiek op uitkomsten die relevant zijn voor de patiënt, zoals betere diagnoses, of gerichtere verwijzingen naar de goede plek. De oogst was toch relatief mager. We vonden slechts 9 artikelen die data presenteerden van 7 studies, die verschillende point of care testen bekeken, zoals de troponine, H-FABP, D-dimeren en BNP. Een gouden test zat er duidelijk niet tussen. De D-dimeren is veelbelovend, en overigens sterk leunend op mooi onderzoek dat in Nederland is verricht, maar de sneltest moet vooral wel in combinatie met een beslisregel worden gebruikt, conform het advies in de NHG Standaard DVT en longembolie. Een troponine trial in Zweden toonde aan dat het verwijspercentage in de troponine groep (25%) lager lag dan bij de normale zorg groep (43%). Maar daar stonden wel 2 gemiste cases in de troponine groep tegenover. We zijn er duidelijk nog niet met de sneltesten, met name wanneer het missen van de index diagnose nogal duistere consequenties kan hebben. We zijn dan veel strenger als het gaat om foutmarges die de sneltest mag hebben. De toekomst zal toch vooral zijn dat sneltesten onze eigen klinische foutmarge wellicht kunnen verkleinen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.Is arm en kwetsbaar dubbel pech?Kwetsbaarheid bij ouderen leidt tot een verhoogde kans op hospitalisatie en ook mortaliteit. Maar zou het nu zo kunnen zijn dat het hebben van voldoende (financiële) middelen het verder ontwikkelen van kwetsbaarheid (frailty) kan vertragen? Sandra Beurksens keek met haar team in een groot cohort van 2400 ouderen over een periode van 2 jaar naar het beloop van kwetsbaarheid, door hen elke 6 maanden vragen voor te leggen, ook over inkomen en leefsituatie. Ze vonden niet geheel verrassend dat ook in dit cohort de ouderen die kwetsbaarder waren ook een hogere kans hadden op ziekenhuisopname en mortaliteit. Ze konden echter niet aantonen dat het hebben van minder middelen enig moderend effect had op deze relatie. Het zijn toch opmerkelijke bevindingen, maar tegelijkertijd zet het zeker ook aan tot denken. Kwetsbaar zijn in een flatje driehoog geeft hetzelfde risico op narigheid als kwetsbaarheid in de vrijstaande villa.Stoppen met roken: intensief is niet perse beterVarenicline ter ondersteuning bij het stoppen met roken is aardig ingeburgerd in de meeste praktijken. Zelf verwijs ik patiënten die ik heb weten te motiveren, of die zelf komen met het verzoek, met plezier naar onze POH die de patiënt een aantal keren ziet tijdens het stop-traject. De groep van Daniel Kotz, aangevoerd door Carolien van Rossem, randomiseerde in Eindhoven 295 rokers om ofwel varenicline te krijgen na een eenmalig kort consult door de huisarts, ofwel varenicline te krijgen in combinatie met een intensiever traject bij de praktijkondersteuner. De belangrijkste uitkomst was het percentage stoppers na een half jaar. Ze deden dit overigens zeer slim door ook een biochemisch stofje te meten (cotinine) waarmee je kunt zien of iemand echt gestopt is. De uitkomsten zullen onze POHs niet tevreden stemmen. 39% van de patiënten die medicatie kregen na een kort consult bij de huisarts bleek na een half jaar gestopt versus 32% van de patiënten die ook medicatie kregen en de intensievere begeleiding van de POH. Daarmee valt het dus goed te overwegen om de patiënt die wilt stoppen, na goede voorlichting in de eigen spreekkamer, gewoon de varenicline voor te schrijven. Meer aandacht is niet altijd beter, blijkt ook nu.ReferentiesJ Asthma. 2017 Oct 13:1-6. doi: 10.1080/02770903.2017.1363893. [Epub ahead of print]Point-of-care testing in primary care patients with acute cardiopulmonary symptoms: a systematic review.Schols AMR, Stakenborg JPG, Dinant GJ, Willemsen RTA, Cals JWL.Fam Pract. 2017 Jul 23. doi: 10.1093/fampra/cmx066.Can resources moderate the impact of levels of frailty on adverse outcomes among (pre-) frail older people? A longitudinal study.Op Het Veld LPM, Ament BHL, van Rossum E, Kempen GIJM, de Vet HCW, Hajema K, Beurskens AJHM.BMC Geriatr. 2017 Aug 17;17(1):185. doi: 10.1186/s12877-017-0583-4.Frequency of chest pain in primary care, diagnostic tests performed and final diagnoses.Hoorweg BB, Willemsen RT, Cleef LE, Boogaerts T, Buntinx F, Glatz JF, Dinant GJ.Heart. 2017 Nov;103(21):1727-1732. doi: 10.1136/heartjnl-2016-310905. Epub 2017 Jun 20.Door: Door Jochen Cals, huisarts in Sittard en universitair docent vakgroep huisartsgeneeskunde

Lees meer

Kort maar krachtig

Meer feedback, minder voorschriften?Recent kreeg de huisartsenzorg er 164 miljoen bij en kwam daarmee uit op een totaal budget van 3.5 miljard. De procentuele groei van zorgkosten is echter groter dan dat van het bruto nationaal product. Om de zorg betaalbaar te houden, zullen we dus moeten blijven zoeken naar mogelijkheden om kosten te besparen. Huisarts Jasper Trietsch en zijn team deden een poging daartoe en onderzochten via een cluster-RCT onder bijna 200 huisartsen, of feedback door deskundige collega’s kan leiden tot bewuster voorschrijfgedrag en minder onnodige lab-aanvragen. De huisartsen konden een selectie uit diverse thema’s aandragen, bijvoorbeeld anemie, maagklachten of prostaatklachten. Vervolgens kregen zij binnen deze thema’s in 6 bijeenkomsten met hun lokale apotheker of laborant feedback over hun voorschrijf- / aanvraaggedrag over de afgelopen 6 maanden.In tegenstelling tot wat de auteurs op basis van de beschikbare literatuur verwachtten, zagen zij geen significant verschil tussen beide groepen in het voor- / uitschrijfgedrag van de artsen. In tegendeel: beide namen zelfs toe, hoewel deze toename kleiner was in de interventiegroep.De onderzoekers stellen dat verschillende contextgerelateerde factoren verklarend kunnen zijn voor de teleurstellende resultaten. Al tijdens de trial bemerkten zij een gebrek aan vertrouwen in de trial. Ook zou de interventie te moeilijk en te ambitieus gevonden worden en werden de bijeenkomsten niet in duidelijke werkafspraken vertaald. Het feit, dat de studiegrootte te klein was om betrouwbare uitspraken te doen, doet hier weinig aan af; ze zagen immers een effect in tegengestelde richting. Juist nu het gebruik van spiegelcijfers in FTOs en met name DTOs weer in opkomst is, is het dus zinvol om op basis van die cijfers tot concrete werkafspraken te komen, en deze ook te evalueren met dezelfde groep. Regelmatig in de spiegel kijken dus.Stoppen met roken is niet gevaarlijkAls ik digitaal blader door het farmacotherapeutisch kompas in de lijst van potentiele bijwerkingen van bupropion of varenicline, kan ik me moeilijk voorstellen, dat dergelijke medicatie bijdraagt aan de gezondheid van de roker die ik tegenover me heb zitten. Onterecht!Reeds in 2015 publiceerden Daniel Kotz en Onno van Schayck, dat deze medicijnen niet geassocieerd zijn met een verhoogd risico op ernstige cardiovasculaire of neuropsychiatrische uitkomsten in de algemene (rokende) populatie (The Lancet Respiratory Medicine)Omdat stoppen met roken de belangrijkste “behandeling” is voor patiënten met COPD (en de “algemene” patiënt niet bestaat), onderzochten zij, of dit ook geldt voor deze specifieke patiëntengroep. In een groot Engels cohort vergeleken zij daartoe de incidentie van cardiovasculaire en neuropsychiatrische events van patiënten met COPD die bupropion of varenicline gebruikten, versus COPD-ers die nicotinevervangende middelen (NVM) kregen voorgeschreven.Conclusie? Beide medicijnen geven geen hoger risico op de genoemde uitkomstmaten dan de nicotinevervangers. Confounding lag echter op de loer; de patiënten die nicotinevervangers gebruikten hadden immers een hoger risico op ernstige bijwerkingen, omdat ze gemiddeld ouder waren, ernstiger COPD hadden en meer comorbiditeit kenden. Omdat de bupropion en varenicline groep daarmee vergeleken werd, zouden zij mogelijk wel eens positiever uit kunnen vallen. De auteurs hielden hier in hun analyses echter rekening mee en achten de kans op vertekende resultaten klein. Mocht een COPD-patiënt u na het lezen van de bijsluiter enigszins bezorgd opbellen met vragen over die griezelige bijwerkingen die beschreven staan, dan kunt u de patiënt op basis van deze studie wellicht iets meer geruststellen..Gonorroe: hulpverleners verschillen in hun werkwijzePatiënten kunnen gonorroe bij zich dragen zonder dat zij dit zelf opmerken. Dat het seksueel contact onveilig is geweest hebben ze wel gemerkt, dus vroeg of laat kan de patiënt toch op het spreekuur verschijnen om ons alsnog deelgenoot te maken van hun intieme avontuur. De brandende vraag is: blijft deze diplokok ook door ons onopgemerkt? In Nederland wordt vrijwel alle SOA diagnostiek gedaan door huisartsen, de SOA-poli van de GGD en gynaecologen. Casper den Heijer en Jochen Cals onderzochten in welke mate deze verschillende professionals hetzelfde te werk gingen. Zij vergeleken over een periode van 4 jaar onder andere de ingezette diagnostiek, het aantal urogenitale en extragenitale diagnoses en het aantal gonorroe positieven dat opnieuw getest werd. Hieruit kwam een aantal opmerkelijke verschillen tussen professionals naar voren.Vrouwen vonden vaak de weg naar de huisarts (43%) terwijl de meeste mannen (71%) de hulp van de GGD inschakelden.Ongeveer de helft van alle gonorroe tests werd door de SOA klinieken aangevraagd en zij bleken nagenoeg de enigen die ook extragenitaal testen. Ook bleken huisartsen en gynaecologen, na een eerdere positieve test, opvallend minder vaak opnieuw een gonorroe test uit te voeren om zo hun behandeling te evalueren. Overigens begrijpelijk, want ons beleid van herhaaldelijk testen is gebaseerd op risicogedrag, terwijl de richtlijnen van de GGD voorschrijven dat iedereen met een positieve gonorroe opnieuw getest wordt.Conclusie: we laten mogelijk belangrijke kansen ter preventie van de verspreiding van gonorroe onbenut. Toch eens wat vaker overwegen om extragenitaal te testen (het lab heeft hiervoor speciale vegertjes) bij gonorroe valt te overwegen om 3-12 maanden na de positieve test opnieuw te testen.Astma: gegronde twijfel over de diagnosePiept, steunt of kreunt u ook wel eens, wanneer u twijfelt over de diagnose astma bij een patiënt? U bent niet alleen! Huisartsen hebben soms moeite de diagnose astma accuraat te stellen. Dit leidt tot zowel over- als onderdiagnostiek, met tevens teveel of juist te weinig puffers.Huisarts Jean Muris en zijn collega’s onderzochten daarom of een speciale “astmadiagnostiek en consultatieservice” huisartsen hierin kon ondersteunen. Ook keken ze in welke mate de werkdiagnose van huisartsen overeenkwam met die van de consultatieservice. Dit consultatiecentrum is ondergebracht in het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en ontworpen als ‘one-stop-shop’. Patiënten worden hier, afhankelijk van eventueel ingezette aanvullende diagnostiek, eenmalig gezien en daarna terug verwezen naar de huisarts of doorverwezen naar een specialist. Huisartsen die twijfelden over de diagnose astma konden hun patiënten hier op eigen initiatief naar toe doorverwijzen.Uit de studie blijkt dat de twijfel van de huisartsen over hun werkdiagnose regelmatig juist was. Waar zij in 97% van de verwezen patiënten astma vermoedden, kon via dit consultatiecentrum in meer dan de helft van de verwezen patiënten de diagnose uitgesloten worden. Overigens is het natuurlijk normaal dat dit percentage omlaag zou gaan. Je verwijst tenslotte enkel patiënten waar je denkt aan astma naar een consultatieservice voor astmadiagnostiek. In 42% van de gevallen werd de diagnose wel bevestigd. Andere aandoeningen zoals rhinitis, gastro-oesofageale reflux, een post-infectieuze en rookgerelateerde hoest kwamen daarnaast in beide groepen frequent voor. Het lijkt erop, dat deze langdurige hoesters de huisartsen soms op een dwaalspoor hebben gebracht, waardoor de gedachte aan astma naar voren kwam. De auteurs merken terecht op, dat de resultaten van hun onderzoek niet zondermeer geëxtrapoleerd kunnen worden naar alle patiënten waarbij de huisarts twijfelt aan de diagnose astma. Immers, de huisartsen selecteerden zelf de patiënten die ze naar deze service verwezen hetgeen een representatieve weergave kan verhinderen. Deze studie bouwt mooi voort op het eerdere promotie onderzoek van Annelies Lucas naar een astma/COPD support service voor huisartsen, ook al in Eindhoven.ReferentiesEffect of audit and feedback with peer review on general practitioners’ prescribing and test ordering performance: a cluster-randomized controlled trial. Trietsch J1, van Steenkiste B2, Grol R3, Winkens B4, Ulenkate H5, Metsemakers J2, van der Weijden T2. BMC Fam Pract. 2017 Apr 13;18(1):53. doi: 10.1186/s12875-017-0605-5.Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline and bupropion in smokers with chronic obstructive pulmonary disease. Kotz D1,2,3,4, Viechtbauer W5, Simpson CR3, van Schayck OCP2,3, West R4, Sheikh A2,3,6. Thorax. 2017 May 4. pii: thoraxjnl-2017-210067. doi: 10.1136/thoraxjnl-2017-210067. [Epub ahead of print]A comprehensive overview of urogenital, anorectal and oropharyngeal Neisseria gonorrhoeae testing and diagnoses among different STI care providers: a cross-sectional study. den Heijer CDJ1,2, Hoebe CJPA3,4, van Liere GAFS3,4, van Bergen JEAM5,6, Cals JWL7, Stals FS8, Dukers-Muijrers NHTM3,4. BMC Infect Dis. 2017 Apr 20;17(1):290. doi: 10.1186/s12879-017-2402-0.The contribution of an asthma diagnostic consultation service in obtaining an accurate asthma diagnosis for primary care patients: results of a real-life study. Gillis RME1, van Litsenburg W2, van Balkom RH2, Muris JW3, Smeenk FW2. NPJ Prim Care Respir Med. 2017 May 19;27(1):35. doi: 10.1038/s41533-017-0027-9.Door: Door Ruud Verhees, AIOTHO en Jochen Cals, huisarts in Sittard en Universitair Docent Vakgroep Huisartengeneeskunde

Lees meer

Agenda

Georganiseerd door Huygens Academy, medische nascholingen

15e Lovah Congres

Leerstoel interprofessioneel samenwerken en leren in de eerstelijns gezondheidszorg

Het congres heeft als doel om de wereldwijde uitdagingen van de zorgtransformatie te duiden evenals de bewezen oplossingen, ontwikkelingen, de meerwaarde van digitalisering en …